zondag 18 november 2007

Duizend Muren

Voor die ene keer dat postmoderne theorie toepasbaar blijkt, is het op deze manier. En meteen weet je weer waarom de Joden het grootste aantal Nobelprijswinnaars in hun rangen hebben. Zoals gewoonlijk slinger je heen en weer tussen bewondering en afgrijzen.

vrijdag 16 november 2007

Peter Grummich - Gomorra

Eerlijk gezegd begrijp ik de mensen niet die 2007 een mak muziekjaar vinden. Alleen al op technogebied is dit het vetste jaar sinds het waanzinnige lustrum 1991-1995. Neem nu deze nieuwe 12-inch van Peter Grummich. Drie nummers, maar meer dansvloerschade kan je in een plaat amper kwijt. Dat de man een van de alumni van Shitkatapult is kan en/of wil hij niet verbergen. Deze plaat bulkt van de smerige, overstuurde en verwrongen geluiden.

Het titelnummer zou perfect dienst kunnen doen als soundtrack bij de ondergang van de gelijknamige stad. Kompakte en gedrongen ravestabs, een enge jumpchord en vegen vuige acid rijden op een verroeste en rammelende carrosserie de apocalyps tegemoet. Op het einde wordt het zelfs op z'n Detroits nog even ingetogen, maar dat is dan alleen maar omdat er niks meer rechtstaat.

Verwoestend prijsnummer is het ronduit eschatologische 'Rhythm & Saw', dat vanaf de eerste tonen alle lucht uit je karkas zuigt en nadien alleen nog maar aanzwelt. Stormen steken op, de percussie ratelt alsof er op verschroeide skeletten wordt gedrumd. Al snel ruikt het naar verbrande aarde en waar dit nummer is langsgeweest tref je langs alle kanten uitgeputte en krankjorum gedraaide neurodansers aan. Carl Craig, maar dan met een rothumeur dat al maanden aansleept.

Afsluiter 'Oooohh!!' neemt schijnbaar gas terug, maar de metalen percussie komt op het voorplan en even verderop vechten afgebeten stukken stem en verloren gelopen machinegeluiden om de lekkerste brokken. Pisnijdige muziek is dit en de agressie wordt maar net binnen de perken gehouden. Alsof een roedel helhonden met bakken schuim op de bek je door een eindeloze tunnel achterna zit. Je kleren hebben ze je al van het lijf gescheurd. Een geluk bij een ongeluk: dan kan je het tenminste niet meer in je broek doen.

Peter Grummich is een baas, zoals mijn Nederlandse broeders dat dan zeggen.

zaterdag 10 november 2007

Cristian Vogel - The Never Engine

Een van de dingen die ik na meer dan 20 jaar hardcore muziekliefhebberij heb geleerd is dat je niemand, maar dan ook echt niemand, kan afschrijven als terminaal of vanaf-nu-oninteressant. Ik ben nu wel nooit echt een liefhebber van Cristian Vogel geweest, maar hij was wel altijd iemand waar ik als producer veel respect voor had, vooral omdat hij altijd vooruit dacht. En natuurlijk is zijn remix van Jiri.ceiver's 'Osiac' één van de beste technotracks aller tijden. En laat ik evenmin het monotoon stampende maar oh zo effectieve 'Blue Arsed Fly' vergeten.

Een stap in de goede richting was zijn optreden/dj-set deze zomer in de Spiegeltent in de Antwerpse haven. Ik werd bijna half tegen mijn zin meegesleurd door vrienden maar Vogels set was fenomenaal. Ik (her)kende absoluut niks van wat hij bracht maar ik wist wel zeker dat echte techno zo moest klinken.

En dan is er nu The Never Engine, niet alleen een tour de force bij uitstek, maar ook nog eens uitgebracht op Tresor, een ooit groots label waarvan ik de laatste jaren amper wat vernomen heb. Dan opeens, out of the blue, met dit monster van een elpee geconfronteerd worden, is het nirvana van elke technoliefhebber. Acht nummers, acht keer het soort muziek waarvan je zeker weet dat een bepaald soort muziekliefhebber ervan gaat opmerken 'dat dit toch geen muziek is'.

Want Vogel slaat en hakt er hier op los zoals zelden nog gehoord sinds 2000. Aartsminimaal, archi-brutaal, ultra-repetitief, rechtdoor, niet in je zij, maar recht op je neus. Geen mededogen. Een beetje te vergelijken met de fenomenale bulldozerfunk die Luke Slater vroeger met regelmaat op de planeet afvuurde. Dat er op de labels een machine afgebeeld staat is allerminst toeval, want dit is 100% not soulful. Maar wel razend opwindend. Denk Daniel Bell, maar dan met een speedrush van heb ik je daar in de aderen. Piep, tuut, boing, boom, tschak, maar dan tegen lichtsnelheid. Van een comeback gesproken!

zondag 4 november 2007

Six Organs Of Admittance - Shelter from the Ash

Er zijn dit jaar al wat platen voorbijgekomen die tot het beste van dit millenium kunnen gerekend worden. Grails en Arctic Monkeys springen onmiddellijk voor de geest, maar ook deze nieuwste van Ben Chasny aka Six Organs Of Admittance. Ik had persoonlijk gedacht dat hij zijn meesterwerk van vorige jaar, The Sun Awakens, een tijdje niet meer zou kunnen overtreffen. Maar Shelter from the Ash is echt nog een heel stuk beter. Het typische Takoma-geluid is nog wel aanwezig, zij het nog enkel als onderlaag. Belangrijker is dat Chasny nu volop voor songs gaat. Geen nummer gaat over de tien minuten en dat komt de gebaldheid van zijn boodschap ten goede. Die boodschap is overigens, zoals meestal, nogal apocalyptisch (zinnen als "You lost your final wing, never to grow back again" en "They may even eat the horse that you're riding" zijn niet van de lucht), waarschijnlijk een direct gevolg van zijn verblijf bij Current 93. Maar Chasny verzuimt ook niet af en toe heel hard de versterker open te gooien en het op een dramatisch gitaarrammen te zetten. Een indrukwekkende en vaak pijnlijk directe plaat die per beluistering dieper in de ziel kerft.

zondag 28 oktober 2007

Wollt Ihr Den Totalen Techno? (2)

Cassy - Nil Desperandum/Soul Saviour
Soul Capsule - Waiting 4 a Way

Perlon blijft hoe dan ook een van de meest interessante minimal labels, ook na 64 releases. Zij die van ultra-minimale en beendroge funk houden weten het label wel te vinden. Cassy doet op 'Soul Saviour' iets wonderbaarlijks met ontzettend weinig middelen en de dansbaarheidsfactor is lekker hoog. 'Nil Desperandum' is dan weer van die typische vervreemdende Perlon-shit.

De 10-inch van Soul Capsule (nog steeds Peter Ford en Thomas Melchior) is meer een hebbedingetje voor verzamelaars als ikzelf. Buiten een vaag ambientgeluid en enkele onverstaanbare vocalen gebeurt er weinig of niks, maar dat weet je op voorhand als je je een Soul Capsule of Baby Ford aanschaft.

Dusty Kid - Anatome e.p. Vol.1
VA - Boxer #50

Ik schaam me toch een klein beetje dat ik pas bij release nummer 50 kennismaak met dit label. 'Kore' van Dusty Kid is zonder enige twijfel mijn favoriete technonummer van de laatste maanden: dreigende vetgeluid-beats, fijne geluidjes, een stuk of wat breaks en een groove om U tegen te zeggen. Als Tiefschwarz ooit nog aanspraak willen maken op relevantie, kunnen ze beter hier hun oren te luisteren leggen. De flip doet ook weinig verkeerd, is wat Lynchiaanser van sfeer, maar zit dan weer propvol met gekke geluidjes. Topplaat!

Boxer #50 is in feite een tweeluik dat in acht nummers de labelsound probeert te vatten. En die ligt ergens tussen Vet Geluid, klassieke techno en electro in. Prijsbeesten komen van Goldfish & Der Dulz (het hypnotische 'Elkino'), Frank Martiniq (de duivels smerige acid van 'Facehugger'), Matzak (met een ultravette en dramatische remix-met-gitaar van Tekel) en Duotheque (dat op 'Logo' de gouden tijden van Daniel Bell en de vroege Probe-releases doet herleven). Techno zoals er meer zou moeten zijn.

Ada - Fizzman

Ik heb Ada nooit echt van dichtbij gevolgd, maar heb haar wel ooit eens plaatjes horen opleggen en dat was gewoon groots. Net als deze 12-inch die bulkt van de kwaliteit. 'Fizzman' lonkt naar Kevin Saunderson en vroege KMS en als die pianoriff erin komt gaat mijn dak er helemaal af. Ook over 'Barren Space' staat met vette stift "Detroit!" geschreven, maar dan meer in Aril Brikha-stijl. Stevige aanrader en klassieker in wording.

Siobhan Donaghy - Don't Give Up (The Carl Craig Remixes)
Tiefschwarz - Original (Carl Craig Remix)
LCD Soundsystem - Someone Great

Zeggen dat het een zeer dik jaar is voor Carl Craig-fans is een open deur intrappen. Maar deze remix voor ex-Sugar Babe Donaghy is zonder twijfel zijn beste van 2007. De dub is de verplichte versie, want hoe zeer ik ook gecharmeerd ben van Donaghy, zingen kan ze echt niet. In ieder geval zelden betere turd polishing gehoord.

De remix voor Tiefschwarz is al niet veel minder en gaat verder op de weg die hij met zijn Faze Action rave-mix was ingeslagen. Maar hier krijg je op het einde nog een mooi klassiek Detroitstuk toe. Hoe zou het trouwens nog zijn met de overschatte broers zelf?

Het LCD Soundsystem remixpack is feitelijk enkel de moeite waard voor de epische Carl Craig remix. Ook hier weer een vette ravebas en een overdaad aan jumpchords, maar dan onder een duister Italo discoritme. Carl Craig is God. Maar dat wist u natuurlijk al.

Substance & Vainqueur - Libation/Resonance

Ja! Jaaa! Jaaaaa! Weeral de vierde schijf waarop beide heren de gouden tijden van Chain Reaction doen herleven. Alsof ze gewoon na Chain Reaction nummer 35 terug de draad oppikken, zelfs de labels zijn gemodelleerd naar die van het dubmoederschip. Subliem, sexy, tijdloos en een must-have voor iedereen die zich ooit tot techno heeft bekeerd.

Moodymann - Technologystolemyvinyle
Moodymann - I'd Rather Be Lonely

Het begint eerlijk gezegd een beetje de spuigaten uit te lopen met Kenny Dixon Jr. Zijn laatste twee wapenfeiten zijn allebei one-sided en kosten ook nog eens een meer dan aardige duit. Klantenbinding moet dan komen van de onberispelijke kwaliteit en spijtig genoeg voor mijn beurs is die zoals altijd ontzettend hoog. Vooral 'I'd Rather Be Lonely', met Amp Fiddler op vocalen is weer een absolute tour de force, waar ons aller Kenny vlotjes overschakelt van soulvolle house naar jazz alsof het niks is. Geniaal zonder twijfel, maar één 12" met beide nummers erop had eerlijker geweest tegenover de steeds zeldzamer wordende mensen die nog wel vinyl kopen. One-sided vinyl stole my money, zoals ze dan zeggen.

Petre Inspirescu - Tips

Cadenza was al een hele tijd de weg kwijt (denk even aan die strontvervelende Digitaline releases) maar met deze dubbelaar van Inspirescu is Luciano's label weer helemaal de goede weg op. Natuurlijk minimaal, maar wel met veel ethische percussie, originele samples en steeds een stompende funkbeat. Zoals dat dus moet. We zijn nog niet terug bij de tijden van Achso en 'Orange Mistake', maar het komt wel heel hard in de buurt. Wie van Fabric 36 houdt zou dit ook wel kunnen lusten. Overdadig lekkere plaat.

Pan-pot - Charlie

Wie dit nog niet kent is waarschijnlijk doof. Een anti-drugslied zowaar, met een van de meest funkende ritmetracks van het jaar. Een nummer dat loopt als een Hoge Snelheidstrein. Alsof dat nog niet genoeg is, doet Anja Schneiders Tex Mex remix er nog een schepje bovenop. Ze knipt de tekst er gewoon uit en zet op 69-wijze de originele groove wat meer in de minimale verf. Dubbel plezier.

Gui Boratto/SCSI-9 - Speicher 55

Eindelijk nog eens een goeie Speicher! En dan vooral voor het zalig trancende 'Matryoshka' van Gui Boratto. Normaal ben ik ganz nicht beeindrückt door Boratto's pruttelende emotech, maar dit is gewoon te sterk om te negeren. Hemels hoge plaat! Zo zou Border Community opnieuw moeten gaan klinken in plaats van al dat Balearisch indie-gezeik uit te brengen. Ook SCSI-9 doet het niet slecht met de licht trippende acid van 'Another Day Acid', dat me vreemd genoeg voornamelijk aan Garniers eerste Fnac-platen deed denken. En dat is dus een heel groot compliment.

Kraftwerk - Aerodynamik/La Forme (Hot Chip Remixes)

God, wat een kwaliteit is dit zeg! Ook met Hot Chip ben ik over het algemeen niet zo mee, maar na hun twee zeer sterke Booka Shade remixes zijn ook deze herwerkingen weer juweeltjes van melodie, opbouw en arrangeren. Zelden werd Kraftwerk zo'n mooie dienst bewezen. Subliem!

Kiki & Sasse - Belvedere

Ok, dit komt net achter Henrik Schwarz en zijn sublieme 'Walk Music', maar deze twee nummers zijn toch wel heel erg sterk. Mooi tussen extatische minimale house en trancy techno laverend zet dit met gemak elke dansvloer in brand. Beide tracks zorgen voor splinters in het brein. Doet hard denken aan een goede oude 20:20 Vision release. Ah, waar is de tijd?.

Worthy - Crack-el EP

Niet omdraaien, maar gewoon ineens de schitterende, langs alle kanten piepende en krakende Justin Martin remix opzetten. Midden in het nummer verandert de beat in een electro-achtig hyphy ritme met funky claps, om dan daarna terug weer vol in de 4/4 te duiken. Funky, trippend en zelfs een klein beetje vrolijk. Kom daar nog eens om in deze duistere tijden.

Ronny & Renzo - Big Smack and Flies
Mutron - Alone

De plaatjes van het Antwerpse King Kung Foo-label mogen dan ook weer ontzettend duur zijn, muzikaal zijn ze tot nu toe alle drie fantastisch. Zo exclusief ook dat ze het zelfs nog niet tot op Discogs geschopt hebben. En ja, Ronny & Renzo is een domme naam, maar dat maakt het duo meer dan goed met hun slower-than-slow house vol met psychedelica, kitsch en discovibes (denk Map Of Africa en Quiet Village). Mungolian Jet Set levert een spannende tribale discoremix met mooie oosterse gitaar aan en dat maakt van deze plaat een absoluut hebbeding.

Ook de plaat van Mutron is een pareltje. Het origineel hobbelt vrolijk weg, ergens tussen Black Dog/Plaid, gestoorde Italo en Krautschaffel, terwijl Ronny & Renzo deze keer voor de remix zorgen. Dat levert dan weer prachtige psychedelische en tribale Alan Parsons-arrangementen op die zich op de grens van het dansbare bewegen. Mysterieus en groots. Meer van dit!

zondag 7 oktober 2007

De Diepte In: Kaoru Abe

“Ik wil de snelste van allemaal worden. Sneller dan de koude, sneller dan de mens alleen, sneller dan de aarde, sneller dan Andromeda.”

Volgend jaar is hij dertig jaar dood. Kaoru Abe blijft na al die tijd een van de ultieme krachtpatsers van de saxofoon. Enkele duimen groot, maar wat een geluid. Abe wou per se de luidste zijn, de hardste, de moeilijkste, de meest vrije en ongestructureerde. Wat voor de ander moeilijk is, dat waar hij liever zijn vingers niet aan brandt, is noodzaak - eerste oorzaak - voor de ene. Je verbaast je er dan ook niet bovenmatig over dat Abe, nog piepjong, ten gevolge van een maagscheur overleed. Wie naar de essentie op zoek gaat en ze ook vindt (het gezicht van God zien, quoi) moet sterk in zijn schoenen staan.

Hoe overleef je dat, de waarheid in de ogen zien? Wat te doen als het overgrote deel van de medemensen niet eens begrijpt waar je het over hebt? Maurice Blanchot kwam het grootste deel van zijn leven nauwelijks nog buiten, vermeed menselijk contact. Jean-Luc Godard zoekt nog steeds koppig verder naar nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden voor het beeld, trekt er zich niks van aan dat op een enkeling na niemand nog volgt, laat staan geïnteresseerd is in de revolutie. Niet iedereen is zo sterk. Martin Heidegger viel voor vanitas, hoogmoed en de Nazi’s. Derrick May produceerde zich leeg en zal waarschijnlijk nooit meer muziek maken. Brian Wilson is er gek van geworden en een levend wrak. Céline werd fascist en verviel tot literair gemurmel. Nietzsche dacht dat hij Jesus Christus was.

Abe was, zoals vele genieën en sleutelfiguren, een iconoclast. Hij lachte je gewoonweg uit als je niet even ver ging, kon gaan, als hijzelf. Vervreemde van publiek en vriendschap, totdat hij ten slotte nog enkel in een klein zaaltje voor zichzelf stond te spelen. De muze hield hij gespijsd met verdoemde liefde, sloten drank en ontelbare geleegde pillenflesjes. Na 31 jaar houdt het vergankelijke lichaam het dan voor gezien. Gelukkig is er dan nog de muziek. Als onuitputtelijke troost.

De bron van Abe’s verzengende geloof in eigen kunnen lag in het feit dat hij zichzelf had leren spelen, op pure wil. Dan heb je geen god of gids nodig, ni dieu, ni maître. Anderen worden volgers. Wat kan je immers van hen leren? Drummer Sabu Toyuzumi, één van de mannen die hem van Kawasaki naar grootstad Tokyo gehaald had, vroeg hem ooit of hij zich ook maar iets gelegen liet liggen aan de muzikanten met wie hij speelde. Abe verwaardigde zich slechts een half-ironisch, half-vals grijnslachje.

Gitarist en Masayuki Takayanagi, nochtans zelf geen gemakkelijke jongen (hij ontsloeg ooit zijn collega’s van het New Direction trio door hen op een affiche voor een volgend concert voor een voldongen feit te stellen en, als schepje erbovenop, hen voor vulgaire verraders van de goede zaak te brandmerken), kon aanvankelijk nog volgen. De platen waarop ze samen spelen Mass Projection, Gradually Projection en Deconstructive Sympathy zijn gitaar-sax noiseduo’s met de oerkracht van een vuurspuwende vulkaan. Snelheid, volume en onberekenbaarheid worden een ritme op zichzelf. Luisteren is leven. Maar kom niet te dichtbij, je zou je kunnen branden. Ook hij moest opgeven toen Abe na een show van liefst vier uur tabula rasa purperblauw uitsloeg… maar toch doorging. Een andere keer was het een dol geworden clubeigenaar die gewoon de stekker eruit trok.

Niet dat zulks Abe tegenhield. Hij had de gewoonte om langs de snelweg te repeteren, al toeterend en skronkend probeerde hij zijn gelijk te halen tegenover de geluidschaos van het immer in flux zijnde auto- en vrachtwagenverkeer. Ook de oerkracht van de rivierwind was een uitdaging, een tegenstander op niveau. Toen hij op een keer langs de Tamagawa stond te brullen met zijn saxofoon, belde een verschrikte schipper de politie. Hij dacht dat er iemand vermoord werd.

Het is wellicht een mooie analogie voor wat Abe probeerde te doen. Afrekenen, komaf maken met. Met wat eigenlijk? Zijn programma: “Geluid dat de mogelijkheid van een oordeel opschort. Geluid dat nooit vergaat. Geluid dat zich bevrijdt van elk mogelijk beeld. Geluid dat voortkomt zowel uit de dood als uit de geboorte. Geluid dat sterft. Het geluid rondom mij. Geluid zoals de symptomen van een eeuwige cold turkey. Geluid dat zich verzet tegen het bezit ervan. Geluid dat gek wordt. Geluid dat uit de kosmos stroomt. Het geluid van het geluid.”

Abe werd omhooggeschreven door de radicale cultuurcriticus, organisator en producer Akira ‘Aquirax’ Aida, punkkenner en Krautrockaficionado, gediplomeerd in Franse literatuur (twee Abe-albums dragen titels van Céline’s boeken, Nord en Mort à Crédit), liefhebber van Rimbaud, Blanchot en Derrida, maar ook pleitbezorger in Japan van iemand als Brigitte Fontaine. Freejazz en improvisatie waren nog meer zijn ware stokpaardjes.

Hij zag in Abe een geestesgenoot van de Europese post-Coltrane freejazz en improvisatie, fysieker, kouder, vaak bijtend hard, meer in proteïsche gedachten verzonken dan de mystieke en vaak ook religieuze aspiraties van de Amerikaanse fire music van Coltrane en Ayler. (Is het toeval dat Abe zijn eerste optreden speelde in het jaar dat Peter Brötzmann zijn verschroeiende Machine Gun uitbracht?) Aida schreef dat hij droomde van “een manier van spelen die het moment kan doen exploderen en op die manier de mensheid bevrijden van zijn gebondenheid aan het bestaan”. Hij hoopte op “het bereiken van uiterste radicaliteit en bovenmogelijke snelheid”.

Toen Aida Kaoru Abe had gehoord wist hij dat de droom misschien werkelijkheid was geworden. Zelden konden anderen erin meegaan. Met Milford Graves, Amerikaans freejazzdrummer en alumnus van het legendarische ESP-Disk liep het fout. Aida had hem over laten komen voor een tournee met het kruim van de Japanse vrije scene. Maar Abe verachtte hem omdat hij volgens hem te vol van zichzelf was en bovendien een echte showdrummer. Voor iemand als Abe, zelf ook niet bepaald gespeend van egocentrisme en altijd op zoek naar het altius, citius, fortius, was hij de verpersoonlijking van wat hij nu net niet wou. Tijdens optredens ging hij dan ook voor Graves’ drumkit staan en pestte hem met zijn gebroken en aanvallerige tonen. Graves had er al snel genoeg van en liet Abe uit de groep verbannen.

Al spoedig moest Abe zich gaan toeleggen op duo-improvisaties. Begeleid door een drummer of een bassist ging hem dat het beste af en ook de reeds genoemde muzikaal-maniakale gladiatorengevechten op het scherp van de snee met Takayanagi zijn parels van kosmische intensiteit, op de pijngrens van lawaai en muziek, van definitieve poëzie en nog tastend halffabrikaat, onversneden geluid dat, haast tegen zijn wil in, met de muzikale hamer wordt gesmeed. Muziek als resultaat van de strijd met de elementen.

Op het laatst speelde hij solo, op zoek naar de ultieme expressie, “het geluid van het geluid”. Wie durft moet zich maar eens enkele dagen in de liefst tiendelige box Solo Live at Gaya begraven, een compilatie van opnames uit de twee jaren voor zijn dood. Daar leeft hij zich uit op alt-, sopraan- en sopraninosaxofoon, piano en zelfs mondharmonica. Mooi is het niet altijd. Je hoort een zoekende ziel die geen compromissen sluit en beseft dat de essentie niet altijd schoonheid verbergt. Net zoals de laatste opnames van Billie Holiday, toen ze haar stem al had kapotgezongen, en waarbij je af en toe gêne voelt dat je bij zulke kwetsbaarheid de legitieme voyeur mag zijn, klinken die laatste levenstekens soms haast pijnlijk, naakte en ver van volmaakte probeersels, waar af en toe een glimp van de perfectie uit naar voren komt. Dieper graven in de eigen ziel is zelden op plaat vastgelegd.

Stilte is een essentiële component van de latere Abe. Reflectie en een nakende maturiteit dienen zich aan. Hij wil nog wel wegblazen en verbazen, maar beseft blijkbaar dat ook “het geluid van het geluid” altijd het gevecht met de absolute leegte moet aangaan. Daarvoor was hem echter nog maar weinig tijd gegund. Op 9 september 1978, na een gevecht met alles en iedereen, vervoegde ook de Beul van het Blaasinstrument de allerlaatste stilte.

De Diepte In: Astral Social Club*

Drones hebben nogal eens de neiging om te aards te klinken. Door de zwaartekracht zitten ze verankerd, vastgekleefd aan het oppervlak en houden je stevig aan het hier en nu gekluisterd. Ze willen je – vaak letterlijk - met alle geweld je neus op de lelijkheid van de monotonie van het alledaagse duwen, een erfenis van de industriële scene. Niet zo bij Astral Social Club. Astral Social Club ambieert niets minder dan de kosmos. Het latente diepe universum en de onuitputtelijkheid van de kronkels van de verbeelding zijn de landkaarten waarmee hij op reis trekt. Het derde oog openen, het lichamelijke ontstijgen, van de onbeweeglijkheid van de menselijke beperktheid gezien van op kosmische schaal verhalen, op zijn minst even lang doorgaan als de ragas van Ali Akbar Khan en Pandit Pran Nath, of de westerse vertolking daarvan door La Monte Young en zijn cohorten.

Neil Campbell – want zo heet de man achter dit eenmansproject – verlaat daartoe in 2004 het minimale drone-orkest Vibracathedral Orchestra en kijkt sindsdien niet meer om. Al dertien ongetitelde cd-r’s, twee elpees en een door hemzelf gemixte verzamelaar vol ongeëvenaarde zweverigheid slingeren rond in een baan om de aarde. Referenties naar de objectieve buitenwereld of zo iets onbenulligs als titels, daar doet Campbell niet aan. Alles is ‘Untitled’ en dat is maar goed ook. Het is zoals bij alle interessante instrumentale muziek de bedoeling dat de immer aanzwellende en nooit echt aflopende drones de verbeelding in werking zetten. Niets ligt vast, alles is mogelijk.

Campbell heeft in tegenstelling tot vele anderen begrepen dat je daarvoor niet steeds hoeft terug te grijpen naar de zelfde eeuwige minimale componisten genre Steve Reich en de New Yorkse school, noch naar de ongedifferentieerde brutale confrontatiepolitiek van een label als Broken Flag. Nee, Astral Social Club gaat het in Duitsland zoeken, bij de vroege Krautrock van Kraftwerk, Kluster en Cluster.

Maar ook - en dat is minder voor de hand liggend in de noise- en dronewereld - bij een onvolprezen technomeister als Wolfgang Voigt, wiens Gas en M.I.5-projecten al in de jaren negentig van vorige eeuw op zoek gingen naar nieuwe manieren om het ijzige minimalisme van de machinale Detroit techno een niet goed te duiden (want zorgvuldig onder dikke lagen gruis, mist en muzikale zwellichaampjes verborgen) warmte mee te geven, een baarmoedergevoel, dat zich niettemin verre houdt van postmoderne onzin als wellness en new age.

Als er uit het niets een atavistische oerwoudbeat opduikt is die obsessioneel repeterend, maar nooit, en dat is opvallend, verontrustend. De muziek van Astral Social Club geeft altijd de mogelijkheid om je aan te passen, weerbarstigheid is af te raden, een uitsluitend element, terwijl Astral Social Clubs muziek juist inclusief is, ondanks de vaak woest rondwervelende sonische stormen altijd verwelkomend.

Net als de muziek van Gas is Astral Social Club gefilterde existentie. Je weet dat er diep in de maalstroom iets herkenbaars moet zitten, je beweegt je er steeds naartoe, maar je kan het nooit vatten. “Is dat niet een….?” Ja, misschien wel, zou kunnen, maar zekerheid wordt je onthouden. Het is als in de rivier stappen en weten dat die ondertussen al een onomkeerbare metamorfose heeft ondergaan. Het zou kunnen dat je een blackmetal-zanger zich de longen uit het lijf hoort schreeuwen. Het is mogelijk dat je daar een kamerorkest of een losgeslagen folkband hoort. Misschien wordt daar tussen de plooien van het opgekrulde geluid een eeuwenoud satanisch ritueel opgevoerd. Het behoort allemaal tot de oneindige mogelijkheden van de verbeelding, maar de immer zuigende en aldoor dempende geluidstextuur vermijdt een definitief oordeel.

Op andere momenten klinkt Astral Social Club vaak als een psychedelische band uit het progressieve tijdperk, maar dan een die net één akkoord heeft kunnen spelen en toen voor altijd in een onhoudbare loop is terechtgekomen. De muzikanten lijken opeens nog maar één noot te kunnen spelen en na een tijdje beseffen ze dat die aanpak zo slecht nog niet is. Vandaar natuurlijk ook het astrale aspect van de eigennaam. Herhaal vaak genoeg het zelfde woord, speel vaak genoeg dezelfde toon en je verlaat je lichaam, de kerker van het vlees uit en zoeft met de snelheid van het licht op weg naar onbekende bestemmingen en dimensies. Naar het bekende kijken van dichtbij, maar wel vanuit een andere dimensie.

De nummers van Astral Social Club eindigen ook nooit. Ze worden afgebroken of vallen stil, als een vinylplaat die langzaam tot stilstand komt (weer die referentie naar het wereldje van de elektronische dansmuziek!). Alsof de maker ermee wil aangeven dat ze ook gewoon voor altijd hadden kunnen doorgaan. Het zijn schetsen van potentiële oneindigheid, als de bewegingen van een sinds jaar en dag vloeiende stroom.

Een ding weet je wel: waar de stroom ook eindigt, het moet daar goed toeven zijn. Er zal je daar iets geopenbaard worden. Poorten die anders gesloten blijven, zullen opengaan. Tot nu toe onbegrijpelijke apocriefe geschriften zullen eindelijk geduid worden. Het leven wordt er misschien niet mooier op maar je hebt het toch al iets beter begrepen. Daarom, schaf die lidkaart aan en join the Astral Social Club.

* Dit artikel verscheen oorspronkelijk eerder dit jaar op De Subjectivisten. Maar aangezien die site ondertussen het tijdige met het eeuwige heeft verwisseld, publiceer ik hem opnieuw als begin van de reeks De Diepte In, waarvan, naar ik hoop, nog vele afleveringen gaan verschijnen.

zaterdag 6 oktober 2007

Wollt Ihr Den Totalen Techno? (1)

Nieuw! Nieuw! Nieuw! Nieuw! Nieuw!

Robert Babicz - Pingpong in Moonlight [Audiomatique]

De betere woestijntechno van Rob 'ex-Acid' Babicz. Huppelende funky beats en hi-hats plus een onheilig diep synthgeluid. Meer heb je dus soms niet nodig. Zo'n plaat die schijnbaar weinig nieuws doet maar wel binnen 2 jaar nog in de dj-bak steekt.

Mathew Jonson - Stop [Wagon Repair]

Het is niet al dat in goud verandert wat hij aanraakt. Bijna een maand heb ik er weerstand aan geboden. Maar uiteindelijk is het toch Mathew Jonson, niet? Waarom zou ik hem niet een keer gesuikerde vocoderpop vergeven? Maar ik had wel liever gehad dat hij het hier bij houdt. Ceterum censeo dat de flip zuigt.

Supermayer - Two of Us [Kompakt]

Gelukkig staat dit allesoverrompelende glockenspielmonster ook op de Supermayer-cd. Anders was er helemaal geen reet aan geweest. De Geiger remix op de flip gaat meer richting Detroit en is dus een mooie bonus. Koop de maxi, vergeet de elpee.

Kevin Saunderson - History Elevate 1 [Planet E]

Deel 1 in een remixsaga van de werken van meneer Kevin Saunderson op Planet E. De Carl Craig remix is geniaal als steeds, met een Moroderloopje en beats die steeds van intensiteit veranderen, plus de eeuwige gospelschreeuw die Craig altijd zo goed doet. De Loco Dice remix zou wel eens een minimale groeiplaat kunnen worden, maar heeft bij nader toehoren ongeveer 2% met het origineel te maken. Zo kan ik het ook. Niettemin verplichte aanschaf.

Pole - Steingarten Remixes [~scape]

Mooie herfstige remix van Thomas Melchior, een stijlvol Basic Channel'tje van Detroitlegende Mike Huckaby en een strontvervelende Dimbiman remix. Op doorschijnend vinyl. Dat zijn de feiten. Doe er uw voordeel mee.

DS - Orangefood [Snork Enterprises]

Ik doe het zelden, maar deze plaat heb ik dus gekocht voor de zalige baarmoederbas die heel het nummer lang netjes op en af loopt. Minimal zoals het hoort.

Philip Sherburne - Lumberjacking [LAN]


Wire-journalist en blogger maakt de oversteek naar productie met deze mooie minimale technoplaat. Goeie push, goeie geluiden, nog geen meesterwerk, maar als debuut verre van slecht. De Excercise One remix is minimaal vulsel voor dj's die zich vervelen en nog even een derde schijf in de mix willen smijten.

Marc Houle - Techno Vocals [M_nus]

Plaat van de maand! Beide kanten rocken, maar zijn zowat het minst minimale op Minus sinds de Mathew Jonson release. Vette new wave baslijnen, diepe vocalen, lekker veel echo en reverb: alles zit goed. Met het prettig aan Phuture herinnerende titelnummer als hitje-in-wording, maar de rockistische flip kan zeker mee aan het feest. Prijsbeest!

VA - Spies & Lies [Items & Things]

Het ging tijd worden dat de opvolger verscheen. Weerom vier nummers van vier verschillende artiesten. Stijlvolle met een scheut electro aangelengde minimal van Alexi Delano, Jose Cabrera, de mij onbekende Thrill Cosby (lang over nagedacht, zeker?) en een immer in topvorm verkerende Marc Houle, die de erfenis van Dan Bell uitperst - en en passant transformeert - tot die laatste druppel eruit is.

Opnieuw verkrijgbaar

Aphex Twin - Selected Ambient Works 85-92 [R&S]
Aphex Twin - Classics [R&S]

Wie dit niet kent is nu voor de laatste keer vergeven. Na deze remasters zijn er geen excuses meer. Van hemelse ambient tot sub-gabber techno met een vijs los. Nu nog even het reissuedepartement bij Warp wakker schudden, zodat ze eindelijk die Polygon Window eens opnieuw op vinyl op de markt smijten. Nee, liever onzin als Clark en Maxïmo Park uitbrengen.

Mystic Institute - The Cyberdon EP - Reload Remixes [Evolution]
Link - The Augur [Symbiotic/Evolution]


Hierbij dezelfde verplichte aanschaf. Origineel op obsceen gelimiteerde oplage, kan je de Global Communication remix van 'Obselon Minos', officieel het beste ambientnummer aller tijden, dankzij Clone nu voor een schijntje op vinyl in huis halen. De flip is eveneens om duimen en vingers van op te eten, met het sterk aan Suburban Knight herinnerende 'NS-581A-T' als dansvloervuller van formaat.

De Link ep (Mark Pritchard solo) woekert al evenzeer met overrompelende emoties over industriële beats van uit de tijd toen Black Dog, Aphex Twin en Autechre nog de heersers van de wereld waren. Om eerlijk te zijn wist ik zelfs niet dat deze plaat bestond.

Muziek als deze maken ze niet meer. Spijtig genoeg geldt dat ook voor Tom Middleton en Mark Pritchard. O Tempora, O Mores.