Zoals gezegd is het me een raadsel waarom ik van de ene op de andere dag geen muziek meer aankan die niet volledig bestaat uit elektronische beats en andere synthetische geluiden. Uiteindelijk kan k-pop enkel aanleiding en symptoom geweest zijn. Het is nu niet dat k-pop als popmuziek in essentie ook maar vernieuwend kan zijn. Popmuziek is immer een distillaat van muziekvormen en -verschijnselen die eerst sluimerend een ondergronds bestaan leiden, dan in bredere kring zich verspreiden totdat de overgang naar het grote publiek kan worden gemaakt.
Het heeft er misschien meer mee te maken dat in de 21ste eeuw men geen genoegen meer kan nemen met louter muziek. Of louter literatuur. Of enkel de kunstenaar. Vanuit 2024 bekeken is zoiets twintigste-eeuwse tunnelvisie. Natuurlijk is er geen licht aan het einde van die tunnel. Had iemand echter gezegd dat de modernistische tunnel naar de eindbestemming ging leiden? De muziek, de tekst, het kunstwerk en de artiest, allemaal alfa en omega van de liefhebberij, kunnen geen aanspraak meer maken op onze totale aandacht. Teveel dingen (objecten dus, geen subjecten) schreeuwen onophoudelijk om onze drang naar veelpuntige obsessie. Probleem is dat de meeste menselijke organismen dat voortdurende, nooit aflatende niet aankunnen.
De generatie die nu jong is lijkt er \nog het meeste van onder de indruk. Omdat ze hun lot verbonden hebben - was er dan echt een keuze? - aan het digitale is er voor hen ook geen ontsnappen aan de actuele, elke seconde versnellende evolutie. Depressie, richtingloosheid, onzekerheid en een verloren geloof in een betere toekomst zijn het resultaat. Vandaar mijn eeuwige vermoeden dat psychologie geen wetenschap kan zijn: de zogenaamde geestelijke problemen die we sinds Freud als te genezen hebben geduid zijn in feite het gevolg van een lichaam dat niet opgewassen is tegen de technologie die het zelf tot stand heeft gebracht. Geestelijke problemen zijn gewoon biologische problemen. Een wereldscheppend zoogdier heeft een ecologie rond zich gebouwd, maar door ethische terughoudendheid nagelaten de allereerste ecologie, namelijk het eigen lichaam, daaraan aan te passen.
Nochtans, zowat het enige nuttige feit dat ik van de cursus sociologie onthouden heb was het ultieme adagium: adapt or perish. Een vaststaande identiteit gaat je niet ver brengen. Noem het Darwinistische sociologie op zijn puurst. Tot aan het eerste decennium van de 21ste eeuw kon je met een vast stramien en herhaling nog wel iets bereiken. Die dagen behoren nu echt wel tot het verre verleden, met die specificatie dat dat verre verleden maar twintig jaar terug in de tijd gesitueerd is. Teruggrijpen naar dat verleden doe je nog enkel uit nostalgie. Ter zijde betekent dat politiek dat elk verlangen naar de Goede Oude Tijd (die uiteraard nooit bestaan heeft) een conceptueel cul-de-sac moet zijn. Misschien is zelfs het concept als denkinstrument nu al gedateerd?
Als futurist en ooit sf fanaat heb ik ondertussen zowat elke utopie en dystopie zien voorbijkomen en waar ik nu nog op zit te wachten is de vervulling van de ultieme belofte: laat artificiële intelligentie de boel maar overnemen, ons lichaam en lijf incluis. Doe daar eeuwig leven bij (met dien verstande dat je zelf kan kiezen wanneer ermee op te houden) en klaar. Nothing is true, everything is permitted.