"Pour qu'il y ait parrêsia, il faut que le sujet, en disant cette vérité qu'il marque comme étant son opinion, sa pensée, sa croyance, prenne un certain risque, risque qui concerne la relation même qu'il a avec celui auquel il s'adresse. Il faut pour qu'il y ait parrêsia que, en disant la vérité, on ouvre, on instaure et on affronte le risque de blesser l'autre, de l'irriter, de le mettre en colère et de susciter de sa part un certain nombre de conduites qui peuvent aller jusqu' à la plus extrême violence."
Als ik even toelicht dat Foucault het hier zowel over de kennisrelatie, de machtsrelatie (de politieke relatie) en de interpersoonlijke (overigens ook intrapersoonlijke) relatie heeft, dan snap je wel waarom wij geen politici van enige envergure meer hebben. De staatsman zegt wat hij te zeggen heeft, op basis van zichzelf (wie hij is) en zijn overtuiging (wat hij denkt). Onze leiders (die al evenzeer lijders zijn geworden) verkondigen (waarschijnlijk is 'verkondigen' teveel eer voor wat vandaag niet meer dan het aflezen van een statistiek is) nog enkel een economo-technisch discours. Zij zijn louter trekpoppen voor een leger technocraten en hoeden zich wel zich te laten betrappen op enige werkelijke gedachte. Hoe kan men nog spreken van enige vorm van democratie als het uitbrengen van een stem louter tot gevolg heeft dat de ene trekpop door de andere vervangen wordt?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten