Steeds opnieuw blijkt dat de eerste Gibsons na al die tijd - nu toch ook weer 40 jaar geleden - amper verbeterd kunnen worden. Hij heeft zich enkel een heel klein beetje van locatie vergist. Klein foutje zonder gevolgen voor de insteek. Wist hij veel dat het in Zuid-Korea zou zijn dat alle snoetjes er hetzelfde zouden gaan uitzien en dat zijn Idoru nu vrij rondlopen op de straten en de podia van Seoul in plaats van die van Chiba en Tokyo.
Als anderen menen Thomas Mann of Dostojevski om de zoveel tijd te moeten herlezen - weer: zeer 20ste-eeuws - dan is dat bij mij enkel het geval met de eerste twee Gibson trilogieën en enkele DeLillo's (The Names en White Noise in mijn geval, met Underworld en Mao II als randgevallen). Zelfs Pynchon en Dick zijn nu al een beetje meer gedateerd dan die twee. (Ik twijfel nu even: Misschien toch Palmer Eldritch? Maar dat is toch wel heel pessimistisch. Je leest de teleurstelling van iemand die meer drugs heeft gebruikt dan goed voor hem is, net als bij A Scanner Darkly. En teleurstelling leunt te vaak aan bij moralisme, de locus classicus voor de idealist wiens dromen in rook zijn opgegaan).
Vreemd genoeg - of misschien juist niet - heeft Gibson juist gemikt met die allereerste trilogie, met een goede tweede voor The Bridge. Dat is altijd het gevaar met science fiction: hoe dichter je bij de tegenwoordige tijd aanschurkt, hoe groter het gevaar op risicovolle extrapolaties die hun doel helemaal voorbij schieten. De Blue Ant trilogie lijkt nu een beetje een shot in the dark en de Jackpot trilogie, hoewel bij wijlen zeer futuristisch, heeft me nog niet helemaal kunnen overtuigen. Nog af te wachten, maar twijfelachtig dat uit het laatste deel nog verdere grote ideeën gedistilleerd kunnen worden.
Ook zeer herlezenswaardig voor mijn huidige denkpatronen lijkt me Bruce Sterlings Zeitgeist, dat een verhaallijn over een multiculturele girl group aanlengt met Brian Eno en staatsterrorisme. Ook eens opnieuw uit de kast trekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten