zondag 12 mei 2013

"(W)ie het niet verdraagt in de absolute ongewisheid te worden gestoten, kan maar beter zijn handen van de filosofie afhouden."

Deze parafrase van Heidegger uit Safranski's uitmuntende biografie is misschien wel de beste omschrijving die ik ooit gelezen heb van waar het hem in de filosofie, en bij uitbreiding in dit leven, om te doen is. Niets is nooit af, volledig verklaard, voor altijd zeker. Wie voor deze afgrondelijke vaststelling bevreesd is en vervolgens terugdeinst naar makkelijke zekerheden - of die nu geloof, wetenschap, samenleving, identiteit, subjectiviteit, geld, seks, politiek, bezit en wat weet ik nog heten - heeft uiteindelijk niets van dit leven begrepen. Angst is altijd angst voor het leven zelf.

Dat klinkt natuurlijk radicaal en de evidente vraag is: wat moet je met die wetenschap? Karl Jaspers schreef dan ook over Heidegger: "Van de tijdgenoten de meest prikkelende denker, gebiedend, dwingend, geheimzinnig - maar je vervolgens leeg achterlatend."

Die opmerking mag dan misschien wel hout snijden, maar is dat fataal niet hetgeen waar het hem om te doen is: de vaststelling van die leegte moedig en optimistisch tegemoet willen treden? De zin van dit leven is dat het geleefd wordt. Niets meer, maar ook niets minder. En vaker dan niet betekent dit kiezen tussen angst en verwondering. Angstig zijn betekent geleefd worden, zichzelf aan de verwondering blootstellen betekent leven, zelfs als die verwondering betrekking heeft op datgene wat je niet onmiddellijk als positief of negatief kunt duiden.

Finaal is het opschorten van een oordeel wel de moeilijkste opgave. Oordelen is klasseren, weg-zetten, veilig stellen. Geen wonder dat we in de meest betekenisvolle menselijke verbanden, de liefde en de vriendschap, wel opletten om een definitief oordeel over de ander uit te spreken.

Als je de snerende opmerking van zekerheidsmandarijn Bertrand Russell over Heideggers opvatting van het niets als iets positiefs in herinnering brengt, besef je dat Nietzsche gelijk had: "De mens zoekt niet naar het geluk. Alleen de Engelsman doet dat." Het doet denken aan de anecdote over Wittgenstein's woorden aan Russell en Moore na zijn verdediging van de Tractatus: "Don't worry, I know you'll never understand it."

Geen opmerkingen: