zondag 23 juni 2013

Een zéér lang artikel van Perry Anderson over de regeringsperiode van Lula en Roussef in Brazilië. Maar voor mij is het een voorbeeld (in de morele betekenis van het woord) van hoe je er, tegen alle tegenstand en tegenslagen in, in slaagt om op zijn minst probeert om een maatschappij rechtvaardiger te maken, ook al moet je daarvoor een beetje geluk hebben en regelmatig je handen even vuil maken als die van de corrupte tegenstander. Links, niet naïef, maar ook niet plat op de buik voor de dictaten van het grote geld. Dat het nog bestaat is alleen al een wonder. Moge het een inspiratie zijn voor onze linkse politici. Maar ik vrees dat in Europa links pas opnieuw stemmen gaat winnen wanneer bijna iedereen tot de bedelstaf is veroordeeld. We zijn te verwend en te angstig om iets van onze enorme rijkdom op te geven.

Je merkt het verschil ook: Roussef beloofde gisteren verandering aan de betogers (of ze dat kan en gaat waarmaken is een andere zaak, maar zelfs de belofte van verandering is voor het overgrote deel van de altijd angstige - want altijd enkel en alleen aan de volgende verkiezingen denkende - politici al een stap te ver), terwijl Erdogan en de Chinese leiders (over een echte smeerlap als Poetin heb ik het dan nog niet eens, the man is beyond contempt) voor dictatoriale repressie kiezen. Dat noemden ze vroeger een staatsman (we zullen hopelijk in de toekomst aan het woord 'staatsvrouw' gewoon mogen worden), het soort persoon dat we in onze contreien node missen. Het soort politicus dat ongegeneerd ideologisch durft te denken, maar flexibel genoeg is om naar de omstandigheden te handelen en zich op de middenklasse en proletariërs richt in plaats van enkel de belangen van de bezittende klasse voorop te stellen.

Bovendien is Perry Anderson (zijn boek over Jameson en het postmodernisme is een aanrader), een zeldzaam voorbeeld van een Brit die zijn filosofische inspiratie uit de continentale traditie put, altijd goed. Jameson, maar dan zonder het moeilijke gedoe.

Geen opmerkingen: