zondag 6 januari 2013

Als we God proberen in te schrijven in het bestaan van de cosmos zoals we die kennen (dus als niet geschapen op de Bijbelse manier, als een wilsact van God), dan hangt het ware geloof in God af van de vraag of God er ook zou zijn als de mens, en dus het denken, niet zou bestaan. À la limite kan je dan de vraag dan formuleren als: Bestaat God als er niemand is om hem te denken? Het zou namelijk onzinnig zijn te beweren dat, als God bestaat, het bestaan van God afhangt van het denken van God door een of ander denkend wezen (cfr. het archifossiel van Meillassoux), dat hij de mens zou bedacht hebben zodat iemand Hem zou denken. God kan het alleen zijn best verdragen, denk ik. Daarom zijn de monotheïstische godsdiensten in feite bedriegers, aangezien zij een onherleidbare band tussen God en de mens vooronderstellen en dus impliciet toegeven dat zonder de mens er geen God is (en dat wij als denkende wezens hem bedacht hebben).

(Toegegeven dat ik hier nog wat aan moet sleutelen en schaven, maar ik denk dat het al vrij dicht in de buurt komt van hoe ik over God denk, namelijk dat wij enkel in God kunnen geloven, maar Hem nooit kunnen kennen, tenzij we er van uitgaan dat Hij één met de cosmos is. Dat zou dan weer betekenen dat wij God enkel kunnen kennen door kennis van onszelf-in-de-wereld. De geschiedenis toont aan dat dat laatste blijkbaar een moeilijke zaak is, maar passons voorlopig, voordat mijn kop helemaal ontploft.)

Geen opmerkingen: