"The European Union is run by technocrats who are more interested in Cartesian logic than in popular opinion."
Het zal niemand verbazen dat dit stukje uit een Engels dagblad komt (Let in dat verband op de impliciete gedachte dat Cartesiaans 'Frans' betekent en dat in 2014 voor een Engelsman 'Frans' meteen maar met 'Europees' wordt gelijkgesteld, wat neerkomt op een nauwelijks verhuld superioriteitsgevoel). En er valt natuurlijk wel iets voor te zeggen. Maar mijn nu bijna veertig jaren durend verblijf op deze planeet heeft me duidelijk heeft gemaakt dat de politicus die de publieke opinie volgt met nog grotere zekerheid de dieperik ingaat dan diegene die er helemaal niet om geeft (zie de Amerikaanse Republikeinen, die onder invloed van de Tea Party veranderd zijn in een bende extreemrechtse schreeuwlelijkaards).
Men vergeet blijkbaar al te graag dat moderne democratie zelden tot nooit betekent dat het volk de macht heeft. En dat dit, God beware ons, ook de bedoeling niet is. Een politicus moet vooral verkozen zien te geraken. Er bestaat geen democratische regel die oplegt dat hij daarna moet uitvoeren wat hij heeft beloofd. Dat kan hij overigens ook niet. Wie in de politiek restloos kan uitvoeren wat hij heeft beloofd noemen we gemeenzaam een dictator. De democratische politicus moet proberen tot een overeenkomst te komen met zijn tegenstanders, om daarna te proberen om uit te voeren wat hij heeft beloofd. En daar zal hij zelden tot nooit in slagen als hij iedere idioot die zijn mond opentrekt zijn zin geeft. Laat ik het wat beschaafder stellen: het gesundes Volksempfühlen is gewoon te diffuus om er een lijn in te trekken en de verkozen politicus kan daarvan ergo hoogstens een deel waarnemen. Overigens, wie kan beweren dat hij, naast politieke wensen, ook een plan heeft om die wensen uit te voeren? Mocht het publiek dat plan hebben, dan werd het waarschijnlijk zelf politicus.
Het publiek dat zich over deze gang van zaken beklaagt moet zich maar eens afvragen hoe vaak het zelf volledig zijn zin heeft gekregen in zijn eigen leven. Wie ervan overtuigd is - zoals tegenwoordig de fanatieke N-VA'ers, of nog de halve garen die op haatzaaiers als Wilders en Farage stemmen - dat hun stem belangrijker is dan die van anderen, per toeval omdat ze nu even de wind in de politieke zeilen hebben, zijn in feite anti-democraten. En het komt een anti-democraat niet toe om af te geven op de democratie. Wel zo gemakkelijk natuurlijk dat je onder een democratisch regime een anti-democraat mag zijn. Andersom is dat namelijk niet het geval.
Al die politieke hysterici raad ik aan het levensverhaal van Georges Valois te lezen. Als ze daarna niet anders kraaien, baat voor hen geen hulp meer.
donderdag 29 mei 2014
Nog eentje:
Everything in the culture argues against the novel, particularly the novel that tries to be equal to the complexities and excesses of the culture. This is why books such as JR and Harlot’s Ghost and Gravity’s Rainbow and The Public Burning are important—to name just four. They offer many pleasures without making concessions to the middle-range reader, and they absorb and incorporate the culture instead of catering to it. And there’s the work of Robert Stone and Joan Didion, who are both writers of conscience and painstaking workers of the sentence and paragraph. I don’t want to list names because lists are a form of cultural hysteria, but I have to mention Blood Meridian for its beauty and its honor. These books and writers show us that the novel is still spacious enough and brave enough to encompass enormous areas of experience. We have a rich literature. But sometimes it’s a literature too ready to be neutralized, to be incorporated into the ambient noise. This is why we need the writer in opposition, the novelist who writes against power, who writes against the corporation or the state or the whole apparatus of assimilation. We’re all one beat away from becoming elevator music.
- Don DeLillo (uit hetzelfde interview als hieronder)
De laatste zin is de belangrijkste. Groot werk, opus magnum, in elk soort kunst, is inderdaad maar een millimetertje verwijderd van de mediocriteit. Maar het is wel dat infinitesimale stukje dat een wereld van verschil maakt. De grote kunstenaar - die altijd daardoor een soort tovenaar, visionair, een leidsman, soms zelfs een priester, is - is diegene die de worsteling aangaat met de leegte die ontstaat tussen twee stukken 'gewone' realiteit (hij die deze wereld uitgaat met het idee dat er maar één wereld is, is er niet in geslaagd om te leven, wat hij ook denkt te hebben bereikt) en die leegte opvult met een onvermoede andere realiteit. De Kunstenaar, The Artist, de Artifex, der Künstler, leent ons zijn zintuigen opdat we anders zouden leren leven, in de volle betekenis van dat woord. Wie niet met de leegte, de eenzaamheid en de stilte kan leren leven en inziet dat dit niets complexer is dan eender welk stuk materialiteit, wordt nooit een kunstenaar. Zij of hij zal nooit leren vliegen.
Everything in the culture argues against the novel, particularly the novel that tries to be equal to the complexities and excesses of the culture. This is why books such as JR and Harlot’s Ghost and Gravity’s Rainbow and The Public Burning are important—to name just four. They offer many pleasures without making concessions to the middle-range reader, and they absorb and incorporate the culture instead of catering to it. And there’s the work of Robert Stone and Joan Didion, who are both writers of conscience and painstaking workers of the sentence and paragraph. I don’t want to list names because lists are a form of cultural hysteria, but I have to mention Blood Meridian for its beauty and its honor. These books and writers show us that the novel is still spacious enough and brave enough to encompass enormous areas of experience. We have a rich literature. But sometimes it’s a literature too ready to be neutralized, to be incorporated into the ambient noise. This is why we need the writer in opposition, the novelist who writes against power, who writes against the corporation or the state or the whole apparatus of assimilation. We’re all one beat away from becoming elevator music.
- Don DeLillo (uit hetzelfde interview als hieronder)
De laatste zin is de belangrijkste. Groot werk, opus magnum, in elk soort kunst, is inderdaad maar een millimetertje verwijderd van de mediocriteit. Maar het is wel dat infinitesimale stukje dat een wereld van verschil maakt. De grote kunstenaar - die altijd daardoor een soort tovenaar, visionair, een leidsman, soms zelfs een priester, is - is diegene die de worsteling aangaat met de leegte die ontstaat tussen twee stukken 'gewone' realiteit (hij die deze wereld uitgaat met het idee dat er maar één wereld is, is er niet in geslaagd om te leven, wat hij ook denkt te hebben bereikt) en die leegte opvult met een onvermoede andere realiteit. De Kunstenaar, The Artist, de Artifex, der Künstler, leent ons zijn zintuigen opdat we anders zouden leren leven, in de volle betekenis van dat woord. Wie niet met de leegte, de eenzaamheid en de stilte kan leren leven en inziet dat dit niets complexer is dan eender welk stuk materialiteit, wordt nooit een kunstenaar. Zij of hij zal nooit leren vliegen.
zondag 25 mei 2014
INTERVIEWER: How do you imagine your audience?
DeLILLO: When my head is in the typewriter the last thing on my mind is some
imaginary reader. I don’t have an audience; I have a set of standards.
But when I think of my work out in the world, written and published, I
like to imagine it’s being read by some stranger somewhere who doesn’t
have anyone around him to talk to about books and writing—maybe a
would-be writer, maybe a little lonely, who depends on a certain kind of
writing to make him feel more comfortable in the world.
INTERVIEWER: I’ve read critics who say that your books are bound to make people feel uncomfortable.
DeLILLO: Well, that’s good to know. But this reader we’re talking about—he
already feels uncomfortable. He’s very uncomfortable. And maybe what he
needs is a book that will help him realize he’s not alone.
zaterdag 17 mei 2014
Swans - To Be Kind
Platen als To be Kind maken ze pakweg de laatste tien jaar veel te zelden. Wie kan er nog een volle twee uur aanspraak maken op onze aandacht? Michael Gira en de zijnen kunnen dat. Met ondraaglijk intieme, loodzware en door boze geesten aangestoken broeierige oerrock, die als een emotionele pletwals immer ongenadig verderrolt, vaak akelig dicht op de huid, terwijl Gira als volleerde sjamaan de minst opbeurende verzen uit zijn oeuvre in Engels en Spaans afwisselend roept, loeit, schreeuwt, fluistert, krijst en dondert, tot aan de halfbezeten ululatie toe. Vijf nummers overschrijden vlotjes de tienminutengrens en het monumentale middenstuk 'Bring the Sun/Toussaint L'Ouverture' neemt zelfs bijna vijfendertig minuten in beslag. Niet dat Swans er niet in slagen om zelfs van een nummer van amper vijf minuten al een epische geestesaanroeping te maken. Dit is muziek met onbescheiden momentum, met olympische spanningsbogen, met een soms bijna ceremonieel sérieux, die tegelijk altijd verschroeiend hard en brutaal uithaalt en op een fysieke manier aanhoudend de confrontatie met de luisteraar opzoekt. Dit is geen mooie muziek en de volle twee uur van dit kathartische exorcisme in een marathonzitting voltooien is niet voor mietjes. De sfeer is duister en onderdrukkend, vol van verlies, diepe teleurstelling en vooral veel onderhuidse, nauwelijks in te houden noch te kanaliseren woede. Maar To Be Kind is wel een van de meest overrompelende ervaringen die je jezelf dit jaar kunt aandoen. Het is tijdens en onmiddellijk na een volledige onderdompeling in deze plaat moeilijk aan te nemen dat iemand de komende tijd nog betere muziek aan de wereld gaat schenken.
zondag 11 mei 2014
Fennesz - Bécs
Een nieuwe volwaardige Fennesz is een beetje vergelijkbaar met de nieuwe Autechre of Boards of Canada. Je weet dat je het altijd goed gaat vinden en zit niet te wachten op revolutionaire koerswijzigingen. Het is goed zoals het nu is. Mocht er toch een bocht naar nieuwe horizonten genomen worden, dan blijkt die meestal na een tijdje beraadslaging niet onoverkomelijk en alsnog in te passen in de al vertrouwde klankenwereld.
Fennesz breidt na mijlpalen als Endless Summer, Venice en Black Sea met Bécs (de Hongaarse naam van Wenen) zijn palet niet radicaal uit. Experimentele uitspattingen houdt hij voor zijprojecten als Fenn O' Berg (met Jim O' Rourke en zijn labelbaas Peter Rehberg) en zijn vele samenwerkingen (met onder andere Keith Rowe, Oren Ambarchi, The Necks en Polwechsel). Fennesz blijft wat het is: wondermooie, overrompelende, oceanische geluiden, doorkruist, ingekleurd en uit elkaar gescheurd door orgastische noise en vervormde gitaaruithalen. Een episch gevecht tussen ongefilterde emotie en rigide machinestructuren.
Opener 'Static Kings' klinkt zelfs voor zijn doen haast idyllisch, zij het dat het laatste stukje al even de onheilspellende muziekjes uit de kast haalt. 'The Liar' sluit daar netjes op aan en het onderhuids agressieve aspect van Fennesz komt dan opzetten, met heelder glitchlawines die aanzwellen tot muren van noise. Zo wisselt heel Bécs af tussen prachtige, soms ronduit sentimentele, gitaarambient en zwermen opdringerige nano-noise, die proberen het Arcadië te verstoren. Alsof keer op keer een stukje paradijs langzaam oplost in de ether.
Kassem Mosse - Workshop 19
Moeilijk is het niet Gunnar Wendel te onderschatten. Zijn platen komen uit met prozaïsche titels als Workshop 19 (gewoon het serienummer van het label), hij houdt zijn profiel bewust laag en brengt techno en house aan de man op zich links in het veld situerende platenlabels in de meest diverse formaten (7-inch, tape). Je bent dan geneigd om deze plaat, in feite Mosse's eerste opus magnum, zonder verwachtingen tegemoet te treden.
Mosse's grote kracht schuilt erin dat je bij de eerste noten van zijn nummers denkt: "Is het dit maar?" Maar wie langer doorluistert en de subtiele opbouw en de door elkaar kronkelende structuren tot zich laat doordringen, komt tot het besef dat hier een luie funker à la Theo Parrish of Kenny D. aan het werk is, die in de luwte klassieke house in de traditie van Larry Heard in elkaar knutselt. Dat Omar S hem op FXHE heeft geremixt komt dan ook niet echt als een verrassing aan.
De beats en geluiden zijn geprogrameerd in primitieve percussieve machinetaal en vaak absurd overstuurd. De funk barst vaak pas los als alle, geduldig, één voor één, geïntroduceerde klankelementen opeens in de juiste plooi samenvallen. Geen enkele klank hier is origineel of vooruitstrevend en vaak lijkt het alsof Mosse maar wat aanmoddert. Maar door eenvoudige, doch vernieuwende, combinaties ontvouwt elk nummer zich, vaak plots, tot een tijdloos housejuweel.
Iedereen die ooit twee houseplaten heeft gebeatmixt kent die momenten dat een mix net niet helemaal goed zit en dat de twee gecombineerde ritmes samen een heel eigen leven gaan leiden. Het is dat korte moment van imperfectie, maar tevens van nieuwe mogelijkheden, dat Kassem Mosse als filosofisch uitgangspunt aanwendt om de ingrediënten van zijn nummers aan elkaar te kleven. De perfectie bestaat maar ten gratie van de aanvaarding van de imperfectie. En Kassem Mosse is een genie als het erop aankomt die imperfectie tot in de perfecte puntjes te manipuleren. Onopvallend groots.
Deze morgen op de Vlaamse televisie: De Zevende Dag. Kort samengevat: Leugenachtige, door elkaar pratende, politci die enkel naar de eigen volslagen oninteressante navel aan het staren zijn en loze geldbeloftes doen aan de verzuurde, altijd zijn geldbuidel in het achterhoofd houdende, gemiddelde Vlaamse burger. Onderbroken door wel een stuk of zes momentopnamen van hij die in het diepst van zijn gedachten de Vlaamse Führer is.
Even zappen: Buitenhof. Een gesprek tussen Herman Van Rompuy en Arno Grünberg over wat er echt toe doet: Europa. Met een zeer scherpzinnige, nee, schrandere Grünberg (ik verdenk hem ervan een van de intelligentste mensen op deze planeet te zijn) die de juiste vragen (met de juiste klemtoon!) stelt en een Van Rompuy die ze omzichtig, maar geen moment aan zichzelf twijfelend, beantwoordt. Dit alles in een beschaafde atmosfeer en met elegante verwoording, zonder dat beide heren of de moderator elkaar onderbreken. Daarna bespreking van een pagina uit Le Monde (hetgeen de met een knoert van een minderwaardigheidscomplex opgezadelde gemiddelde Vlaming al tot stijgeren zou brengen) en nieuw werk van Bill Viola.
Laat ik toegeven dat de moed me even in de schoenen zonk.
Even zappen: Buitenhof. Een gesprek tussen Herman Van Rompuy en Arno Grünberg over wat er echt toe doet: Europa. Met een zeer scherpzinnige, nee, schrandere Grünberg (ik verdenk hem ervan een van de intelligentste mensen op deze planeet te zijn) die de juiste vragen (met de juiste klemtoon!) stelt en een Van Rompuy die ze omzichtig, maar geen moment aan zichzelf twijfelend, beantwoordt. Dit alles in een beschaafde atmosfeer en met elegante verwoording, zonder dat beide heren of de moderator elkaar onderbreken. Daarna bespreking van een pagina uit Le Monde (hetgeen de met een knoert van een minderwaardigheidscomplex opgezadelde gemiddelde Vlaming al tot stijgeren zou brengen) en nieuw werk van Bill Viola.
Laat ik toegeven dat de moed me even in de schoenen zonk.
maandag 5 mei 2014
Aymeric de Tapol - Winter Dance
Het Vlek-label is nu al aan zijn vijfde jaargang toe en ondanks onderhoudende platen van Cupp Cave, Sagat, Squeaky Lobster en een rits anderen had dit nog niet een echte doorbraakplaat opgeleverd. Brusselaar Aymeric de Tapol heeft daar op zijn eentje verandering in gebracht met deze op donkere ambient, luide drones en experimenteel minimalisme gestoelde zestracker.
De sfeer is van bij aanvang resoluut donker ingekleurd en enkel in het eerste nummer zet hij er nog een beat onder. Vanaf dan nemen mystieke drones en onheilspellende loops de zaak over. Zeker in nummers twee tot en met vier levert dat, ondanks de experimenteringsdrang en de daaruit resulterende voortdurende onderhuidse spanning, ontzettend mooie muziek op, die de concurrentie met andere grote namen uit de noiseambient gemakkelijk aankan.
Titelnummer 'Danse d'Hiver' gaat voluit voor de zeven minuten aangehouden toon en dan is het even doorbijten. Maar zelfs daar mikt de Tapol eerder op de trance dan op de intentionele lelijkheid van andere noiseadepten. Afsluiter 'Temple Gauche' sluit op dezelfde manier af, met een op tot op de grens van het dragelijke aangehouden orgeltoon die zich langzaam ontvouwt tot een bijna transcendente drone. Stevige aanrader van eigen bodem: een tijdje geleden dat ik dat nog heb kunnen zeggen.
zaterdag 3 mei 2014
Geeuw!
Overigens voor mij geen probleem dat er straks geen mens nog een boek gaat vastnemen - als ze het vroeger al zoveel deden, ik denk dat dat ook wel eens wordt over- (want hoeveel mensen kunnen van Madame Bovary of Schuld en Boete alle diepere betekenislagen vatten?) en onderschat (ik zelf mag het verslinden van thrillers dan als vergeetbaar beschouwen, het blijft natuurlijk altijd lezen, hetgeen nog altijd beter is dan helemaal nooit een boek ter hand nemen).
Het mag dan zo zijn dat kennis als zodanig steeds oppervlakkiger wordt, het zal iemand die lezen wil niet tegenhouden. En kunnen we ook ophouden met die oeverloze definitieoorlogen over wat modernisme nu is/was/zal zijn?
Voor deze jongen betekent het al ontelbare malen aangekondigde einde van het boek (zoiets als het einde van de vinylplaat of de film) gewoon dat ik tot het einde mijner dagen voor een prikje tweedehands boeken op de kop ga kunnen tikken. Dat er geen mens zal zijn om erover mee van gedachten te wisselen, is ook al geen probleem. Die zijn namelijk altijd zeldzaam geweest.
Overigens voor mij geen probleem dat er straks geen mens nog een boek gaat vastnemen - als ze het vroeger al zoveel deden, ik denk dat dat ook wel eens wordt over- (want hoeveel mensen kunnen van Madame Bovary of Schuld en Boete alle diepere betekenislagen vatten?) en onderschat (ik zelf mag het verslinden van thrillers dan als vergeetbaar beschouwen, het blijft natuurlijk altijd lezen, hetgeen nog altijd beter is dan helemaal nooit een boek ter hand nemen).
Het mag dan zo zijn dat kennis als zodanig steeds oppervlakkiger wordt, het zal iemand die lezen wil niet tegenhouden. En kunnen we ook ophouden met die oeverloze definitieoorlogen over wat modernisme nu is/was/zal zijn?
Voor deze jongen betekent het al ontelbare malen aangekondigde einde van het boek (zoiets als het einde van de vinylplaat of de film) gewoon dat ik tot het einde mijner dagen voor een prikje tweedehands boeken op de kop ga kunnen tikken. Dat er geen mens zal zijn om erover mee van gedachten te wisselen, is ook al geen probleem. Die zijn namelijk altijd zeldzaam geweest.
Abonneren op:
Posts (Atom)